Passend Rekenonderwijs

’’Tijdens de rapportgesprekken op school hoort u van de leerkracht dat uw kind moeite heeft met rekenen. Scores van de methodetoetsen en CITO toetsen worden genoemd en 10 minuten later staat u buiten en weet u eigenlijk niet wat de score van de toets inhoudt en komen er veel vragen naar boven.’’

In de loop der jaren heb ik gemerkt dat het voor ouders vaak onduidelijk is wat er precies binnen het rekenonderwijs op school aangeboden, getoetst en gevraagd wordt. Wat houdt het in als een leerling ‘’uitvalt’’? Wat betekenen de CITO-scores? Welke acties horen er ondernomen te worden?

In deze blog kunt u hier meer informatie over lezen.

Wat wordt er binnen het rekenonderwijs aangeboden?

 De ontwikkeling van rekenwiskundige kennis speelt zich af in vier domeinen:

  1. Getallen en bewerkingen

Dit domein is van groot belang, de kennis en basisvaardigheden in dit domein zijn noodzakelijk om berekeningen in andere domeinen uit te kunnen voeren. Binnen dit domein leren kinderen betekenis aan getallen geven en wordt de kennis over getallen, getalstructuren en eigenschappen van getallen ontwikkeld. Hieronder valt: tellen, optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen.

  1. Verhoudingen

Binnen dit domein ligt de nadruk op het ontwikkelen van kennis over relaties tussen getallen en wordt er gebruik gemaakt van verhoudingentaal en breukentaal. Een voorbeeld: het getal 12 is twee keer zoveel als 6, maar is ook vier keer zoveel als 3 en drie keer zoveel als 4. Het getal 12 kan ook een deel van een ander getal zijn: het is bijvoorbeeld de helft van 24 en een derde deel van 36.

Kennis op het gebied van vergelijken en het leren leggen van relaties tussen getallen en bewerkingen spelen binnen dit domein de hoofdrol. Decimale getallen, breuken en procenten vallen ook onder dit domein.

  1. Meten en Meetkunde

Bij meten worden kennis en vaardigheden ontwikkeld op het gebied van het metriek stelsel, het kunnen rekenen met tijd en kalender, geld. Bij meetkunde worden kennis en vaardigheden ontwikkeld op het gebied van ruimte, vormen, patronen, hanteren van ruimtelijke begrippen, vlakke en ruimtelijke figuren kunnen construeren. Bijvoorbeeld: een plattegrond kunnen lezen, een bouwplaat in elkaar kunnen zetten.

  1. Informatieverwerking

Dit domein wordt geleidelijk aan ontwikkeld. De rekenwiskundige kennis en de vaardigheden uit andere domeinen wordt geïntegreerd gebruikt. Hierbij moet je denken aan het kunnen ordenen, analyseren, verwerken, iets ter discussie kunnen stellen, beslissingen kunnen nemen etc.

Op tijd remediëren

Heeft uw kind veel moeite met het eerste domein, dan zal het veel moeite hebben met de overige domeinen. Het is dus van groot belang dat de leerkracht goed in de gaten houdt welke onderdelen binnen het rekenonderwijs nog extra aangeboden moeten worden. Vrijwel elke school geeft les via een rekenmethode; de methode bestaat uit meerdere rekenblokken. Na elk blok wordt een methode gebonden toets afgenomen. De leerkracht kan aan de hand van de resultaten zien of de leerling de aangeboden stof begrepen heeft en waar extra hulp (remediëring) of verdieping (extra uitdaging) nodig is.

In het midden van een schooljaar en het tegen het einde van een schooljaar worden op scholen de Cito-toetsen afgenomen om te kijken of de leerling alle stof heeft begrepen en toe kan passen. Alle domeinen komen in de Cito-toets aan de orde. De leerkracht kan de toets analyseren en kan hierdoor precies zien waar de leerling op uitvalt en hier het onderwijs op aanpassen.

Betekenis CITO scores

Aan de hand van het aantal gemaakte fouten wordt de toetsscore omgezet in een CITO score, dit wordt aangeduid met een letter (A t/m E) en/of Romeinse cijfers (I t/m V).

Wat zeggen die scores nou eigenlijk?

A of I = ver bovengemiddeld, hoogste score

B of II = boven gemiddeld

C of III = voldoende

D of IV = onvoldoende, de leerling ervaart op sommige onderdelen (ernstige) rekenwiskundige problemen

E of V =  onvoldoende, laagste score; er is sprake van ernstige/hardnekkige rekenproblemen

Scoort uw kind een A of B of in een I of II gebied, dan scoort het boven gemiddeld. Veel scholen hanteren beide scores, dit geeft namelijk beter aan op welk niveau de leerling scoort. Wanneer de school van uw kind alleen de letters hanteert, vraag dan ook naar het Romeinse cijfer: een leerling kan namelijk een C score hebben: dit lijkt voldoende, maar wanneer dit een CIV is, scoort de leerling net aan onvoldoende (zie onderstaande afbeelding). Dit geldt ook voor een D score: dit kan een DV zijn en dan is er sprake van ernstige/hardnekkige rekenproblemen.

Bron: Cito

Passend onderwijs

Het schooljaar bestaat uit vier zorgperioden. Na elke zorgperiode wordt bekeken wat een leerling nodig heeft. Naar aanleiding van de methodegebonden toetsen en de CITO toets stemt de school het onderwijs zo goed mogelijk af op de ontwikkeling en mogelijkheden van de leerling. Belangrijk is dat er naar de onderwijsbehoeften van de leerling gekeken wordt. Wanneer de leerling onvoldoende scoort binnen de methodetoetsen en met de CITO toets een (C of D) IV score heeft, hoort het na de gezamenlijke instructie, pre-teaching (voorinstructie) en/of verlengde instructie te krijgen. Dit geldt ook voor leerlingen die een (D of E) V scoren. Voor deze leerlingen moet duidelijk op papier staan waar ze op uitvallen, wat de onderwijsbehoeften zijn en waar de komende periode aan gewerkt gaat worden. Naast de CITO-score is er ook een vaardigheidscore. De leerling kan bijvoorbeeld de volgende toets weer een (C of D) IV score hebben, maar wanneer de vaardigheidsscore gegroeid is, is er toch sprake van vooruitgang. Wanneer problemen hardnekkig blijven en het moeilijk wordt om het onderwijs op de leerling af te stemmen, wordt een leerling (in overleg met ouders) aangemeld voor extern onderzoek. Dit gebeurt wanneer een leerling geen groei laat zien binnen het remediëringsprogramma en meerdere keren een (E) V score heeft gehaald zonder vooruitgang in  vaardigheidsscore.

Leren

Problemen bij het leren zijn normaal. Niet elk kind pakt leerstof snel en gemakkelijk op. Wanneer een leerling echt vastloopt en er extern onderzoek nodig is, betekent dat niet dat de leerling meteen naar het speciaal onderwijs doorverwezen zal worden. De school wil juist weten hoe zij de leerling zo optimaal mogelijk kunnen begeleiden. Hierbij kan een onderwijsconsulent van het samenwerkingsverband ingeschakeld worden. Hij/zij denkt dan met de ouders en school mee en kent eventueel een arrangement toe om de leerling buiten de klas extra te laten begeleiden.

Vraagstelling

De vraagstelling van de Cito-toetsen kan er voor zorgen dat niet bij alle kinderen een realistisch beeld ontstaat waar de leerling op uitvalt. In de praktijk zie je dit vooral bij kinderen met weinig inzicht, kinderen die moeite hebben met begrijpend lezen of bij hoogbegaafde kinderen.

Een analyse van toets resultaten is nodig, maar heeft geen doel om een etiket te plakken. Het is juist bedoeld om de specifieke onderwijsbehoeften van de leerling in kaart te brengen. Wanneer leerlingen in de les laten zien dat ze de stof begrijpen, maar tijdens een toets uitvallen, geven observaties tijdens de les of een rekengesprek zeer waardevolle informatie.

Bronnen:

Groenestijn, M. v., Borghouts, C., & Janssen, C. (2011). Protocol Ernstige Reken Wiskundeproblemen en Dyscalculie. Assen: Gorcum.

Ruijssenaars, A. J. J. M., Luit, J. E. H. van, & Lieshout, E. C. D. M. van (2004). Rekenproblemen en dyscalculie. Rotterdam: Lemniscaat.